SFDR Duurzaamheidsinformatie
(RTS artikel 24-36 juli 2024)
- Home
- Financiële situatie
- Maatschappelijk verantwoord beleggen (ESG)
- Samenvatting SFDR informatie
Samenvatting SFDR Duurzaamheidsinformatie
Stichting Pensioenfonds Openbare Apothekers; hierna ‘Pensioenregeling’ belegt in één of meerdere beleggingsinstellingen en -mandaten die ecologische of sociale kenmerken promoten. Hiermee classificeert deze Pensioenregeling als artikel 8 onder SFDR. Meer duurzaamheidsinformatie over de Pensioenregeling is te vinden per rubriek.
Geen duurzame beleggingsdoelstelling
Deze Pensioenregeling promoot ecologische en/of sociale kenmerken, maar heeft geen duurzame beleggingsdoelstelling. De Pensioenregeling houdt via de MVB-instrumenten (het uitsluitingsbeleid, ESG-integratie, doelinvesteringen en engagement) rekening met de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren.
Ecologische of sociale kenmerken van het financiële product
De ecologische en/of sociale kenmerken [van de Pensioenregeling] zijn:
- ESG-integratie
- CO2-reductie
Beleggingsstrategie
Het Pensioenfonds heeft de volgende beleggingsbeginselen:
1. De pensioenverplichtingen zijn bepalend voor de wijze van beleggen: het fonds is een lange termijn belegger.
2. Maatschappelijk verantwoord beleggen is belangrijk, maar dient wel bij te dragen aan de doelstelling van het pensioenfonds.
3. Het strategische beleggingsbeleid is de belangrijkste keuze in relatie tot het rendement en risico.
4. Kosten zijn belangrijk. Daarom moeten ze inzichtelijk zijn.
5. Het beleggingsbeleid moet uitlegbaar zijn.
6. Risico vereist een extra rendement.
7. Diversificatie over beleggingscategorieën voegt waarde toe door het verbeteren van de risico/rendementsverhouding.
8. Het pensioenfonds belegt actief, als er ruimte is om waarde toe te voegen met een actieve invulling.
9. Een professionele organisatie voegt waarde toe.
Zie voor een toelichting de beleggingsovertuigingen op onze website https://www.spoa.nl/files/191119-beleggingsbeginselen-bijlage-viii-abtn---paragraaf-3.pdf
De Pensioenregeling heeft geen eigen criteria ten aanzien van goed bestuur. Echter, voor dat deel van de onderliggende beleggingen (mandaten en beleggingsinstellingen) die als artikel 8 zijn geclassificeerd geldt het goed bestuur criterium van de relevante vermogensbeheerder.
Daarbij wordt minimaal gekeken naar wettelijke vereisten op het gebied van:
goede managementstructuren;
betrekkingen met werknemers;
beloning van het betrokken personeel;
naleving van de belastingwetgeving.
Aandeel beleggingen
Minimaal 18%van de beleggingen zal behoren tot de categorie #1 In lijn met E/S-kenmerken. Maximaal 82% van de beleggingen zal in de categorie #2 Overig vallen en bestaat uit onder andere aandelen opkomende markten, vastrentende waarden, niet beurs- genoteerd vastgoed, hedge funds en liquiditeiten. De #1-beleggingen houden geen rekening met de EU-taxonomiecriteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten (Categorie #1A). Voor meer informatie over categorisering, zie de rubriek ‘Aandeel beleggingen’.
Monitoring van ecologische of sociale kenmerken
Om te bepalen of de Pensioenregeling voldoet aan de ecologische of sociale kenmerken, wordt per kenmerk gekeken naar een relevante duurzaamheidsindicator. Per kenmerk wordt zo gemeten of aan de gepromote ecologische of sociale kenmerken wordt voldaan. De monitoring vindt plaats over de volledige levensduur van de Pensioenregeling. Voor meer informatie over de duurzaamheidsindicatoren zie de rubriek ‘Monitoring van ecologische of sociale kenmerken’.
Methodologieën
Om te meten hoe de Pensioenregeling de gepromote ecologische of sociale kenmerken behaalt, is per kenmerk een uitgebreide methodologie opgesteld. Voor iedere methodologie vinden vanuit gevalideerde databronnen door middel van externe raamwerken de metingen plaats. Voor meer informatie over de methodologieën: zie de rubriek ‘Methodologieën’.
Databronnen en -verwerking
De Pensioenregeling gebruikt externe gegevens als input voor onze duurzame rapportagesprocessen. Onze voorkeur gaat uit naar gestandaardiseerde gegevens waar mogelijk, zoals gegevens van onafhankelijke onderzoeksbureaus ISS ESG en MSCI. De gegevens van de geselecteerde externe onafhankelijke onderzoeksbureaus (dataproviders) zijn in de meeste gevallen leidend bij het toepassen van ESG-integratie. We onderzoeken de gegevenskwaliteit van elke dataprovider tijdens de due diligence beoordelingen in het selectieproces van de dataprovider.
Methodologische en databeperkingen
Het pensioenfonds kent enkele beperkingen aan de gehanteerde methodologie en gegevensverwerking:
- Beperkingen aan CO2-gegevens
- Beperkingen aan ESG-ratings
De methodologische en databeperkingen worden verder toegelicht in de rubriek ‘Methodologische en databeperkingen’.
Due diligence
Due diligence is er op gericht om de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren vast te stellen, te prioriteren en analyseren. Dit betreft de negatieve impact voor de samenleving en het milieu in zowel de beleggingsportefeuille als bij potentiële beleggingen. SPOA weegt verschillende ESG-criteria mee bij haar investeringsbeslissingen. Maar we wegen niet specifiek mee wat de ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen zijn op de duurzaamheidsfactoren zoals gedefinieerd in SFDR.
Engagementbeleid
De pensioenregeling belegt een groot deel van het vermogen via beleggingsfondsen die beheerd worden door gespecialiseerde vermogensbeheerders. Omdat wij participant zijn in deze beleggingsfondsen en geen juridisch eigenaar van de aandelen die het beleggingsfonds aanhoudt, kunnen wij geen eigen stembeleid toepassen. Het stembeleid van de vermogensbeheerder is dan ook van toepassing op deze beleggingen. Ook voor het voeren van dialoog met ondernemingen valt onder het engagementsbeleid van deze vermogensbeheerders en wordt door hen verzorgd.
Aangewezen referentiebenchmark
Er is geen alomvattende referentiebenchmark op het niveau van de pensioenregeling om te bepalen of deze is afgestemd op de ecologische en/of sociale kenmerken die het promoot. Hiermee is deze rubriek niet van toepassing.
- Geen duurzame beleggingsdoelstelling – Artikel 26
De Pensioenregeling promoot ecologische of sociale kenmerken, maar heeft geen duurzame beleggingsdoelstelling.
- Ecologische of sociale kenmerken van het financiële product – Artikel 27
Deze Pensioenregeling promoot de volgende ecologische of sociale kenmerken:
- ESG-integratie. Deze Pensioenregeling integreert op structurele wijze ESG-risico's en ESG-factoren in het beleggingsproces. De Pensioenregeling streeft naar een portefeuille waarvan het ESG-profiel beter is dan dat van de benchmark.
- CO2 uitstoot
De CO2 uitstoot (intensiteit en emissies) die aan de (deel)portefeuille van de pensioenregeling kan worden toegerekend wordt beperken tot maximaal 50% ten opzichte van die van de relevante benchmark.
- Beleggingsstrategie – Artikel 28
Het Pensioenfonds heeft de volgende beleggingsbeginselen:
1. De pensioenverplichtingen zijn bepalend voor de wijze van beleggen: het fonds is een lange termijn belegger.
2. Maatschappelijk verantwoord beleggen is belangrijk, maar dient wel bij te dragen aan de doelstelling van het pensioenfonds.
3. Het strategische beleggingsbeleid is de belangrijkste keuze in relatie tot het rendement en risico.
4. Kosten zijn belangrijk. Daarom moeten ze inzichtelijk zijn.
5. Het beleggingsbeleid moet uitlegbaar zijn.
6. Risico vereist een extra rendement.
7. Diversificatie over beleggingscategorieën voegt waarde toe door het verbeteren van de risico/rendementsverhouding.
8. Het pensioenfonds belegt actief, als er ruimte is om waarde toe te voegen met een actieve invulling.
9. Een professionele organisatie voegt waarde toe.
Zie voor een toelichting de beleggingsovertuigingen op onze website https://www.spoa.nl/files/191119-beleggingsbeginselen-bijlage-viii-abtn---paragraaf-3.pdf
De Pensioenregeling heeft geen eigen criteria ten aanzien van goed bestuur. Echter, voor dat deel van de onderliggende beleggingen (mandaten en beleggingsinstellingen) die als artikel 8 zijn geclassificeerd geldt het goed bestuur criterium van de relevante vermogensbeheerder.
Daarbij wordt minimaal gekeken naar wettelijke vereisten op het gebied van:
• goede managementstructuren;
• betrekkingen met werknemers;
• beloning van het betrokken personeel;
• naleving van de belastingwetgeving.
- Aandeel beleggingen – Artikel 29
Minimaal 18% van de beleggingen zal behoren tot de categorie #1 In lijn met E/S-kenmerken. Maximaal 82%van de beleggingen zal in de categorie #2 Overig vallen en bestaat uit onder andere aandelen opkomende markten, vastrentende waarden, niet beurs- genoteerd vastgoed, hedge funds en liquiditeiten. De #1-beleggingen houden geen rekening met de EU-taxonomiecriteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten (Categorie #1A)
#1 Afgestemd op E/S-kenmerken omvat de beleggingen van het gebruikt financiële product om te voldoen aan de ecologische of sociale kenmerken die het financiële product promoot. #2Overige omvat de overige beleggingen van het financiële product die niet zijn afgestemd op de ecologische of sociale kenmerken en die evenmin als duurzame belegging kwalificeren. De categorie #1 Afgestemd op E/S-kenmerken omvat: - De sub-categorie #1A Duurzaam omvat duurzame beleggingen met ecologische of sociale doelstellingen. - De sub-categorie #1B Overige E/S-kenmerken omvat beleggingen die zijn afgestemd op de ecologische of sociale kenmerken die niet als duurzame belegging kwalificeren. |
- Monitoring van ecologische of sociale kenmerken – Artikel 30
Om te bepalen of deze Pensioenregeling voldoet aan de ecologische of sociale kenmerken, wordt gekeken naar
de volgende duurzaamheidsindicatoren:
- ESG-profiel. Dit geeft aan hoe ondernemingen scoren op de verschillende aspecten van Ecologisch, Sociaal en Governance. Bij een herbalancering zal de portefeuille een betere score hebben dan die van de benchmark.
- CO2-voetafdruk. De CO2-voetafdruk laat de door de portefeuille gefinancierde broeikasgasemissies zien. Om deze CO2-voetafdruk te bepalen, wordt eerst van elke onderneming in de portefeuille de totale uitstoot van broeikasgassen per jaar berekend. Er wordt daarbij zowel gekeken naar de uitstoot die de onderneming zelf veroorzaakt door bedrijfsactiviteiten (scope 1 volgens het Greenhouse Gas Protocol), als naar de uitstoot die samenhangt met de productie van energie die de onderneming inkoopt (scope 2 volgens het Greenhouse Gas Protocol). Dit wordt gedeeld door de ondernemingswaarde inclusief contanten (EVIC) in datzelfde jaar. De uitkomst hiervan geeft weer hoeveel broeikasgassen een onderneming uitstoot voor elke euro aan financiering. Om tot de CO2-voetafdruk van de hele portefeuille te komen, wordt het gewogen gemiddelde van de CO2-voetafdrukken berekend van alle ondernemingen waarin wordt belegd. De ondernemingen waarin veel wordt belegd wegen dus zwaarder mee.
De ecologische of sociale kenmerken die door de Pensioenregeling worden gepromoot worden inzichtelijk gemaakt via duurzaamheidsindicatoren. Deze duurzaamheidsindicatoren worden gedurende de levensduur van de Pensioenregeling gemonitord en jaarlijks gerapporteerd door de ESG-dienstverlener. Dit wordt gerapporteerd in het annex 4 in de SFDR level 2 rapportage. Op dit rapportageproces zijn kwaliteitsstandaarden en beheersmaatregelen in de vorm van een gegevensleveringsovereenkomst met de dataproviders van toepassing, waarmee data- en plausibiliteitscontroles geborgd zijn.
- Methodologieën – Artikel 31
De volgende methodologieën worden gebruikt om te meten hoe de door de Pensioenregeling gepromote ecologische of sociale kenmerken worden behaald:
ESG-integratie
Het meenemen van ESG-informatie in het beleggingsproces wordt ook wel ESG-integratie genoemd. Het meenemen van ESG-informatie is hierin een structureel onderdeel. Hiervoor maakt de ESG-dienstverlener gebruik van MSCI ESG-data. De ESG-data heeft effect op de samenstelling van de portefeuille.
We gebruiken de volgende maatstaven van MSCI ESG data:
- ESG-profiel (ESG-rating). Dit geeft aan hoe ondernemingen scoren op ecologische, sociale en governance criteria.
- CO2-voetafdruk (CO2/EVIC). De CO2-voetafdruk laat de door de portefeuille gefinancierde broeikasgasemissies zien. Om deze CO2-voetafdruk te bepalen, wordt eerst van elke onderneming in de portefeuille de totale uitstoot van broeikasgassen per jaar berekend. Er wordt daarbij zowel gekeken naar de uitstoot die de onderneming zelf veroorzaakt door bedrijfsactiviteiten (scope 1 volgens het Greenhouse Gas Protocol), als naar de uitstoot die samenhangt met de productie van energie die de onderneming inkoopt (scope 2 volgens het Greenhouse Gas Protocol). Dit wordt gedeeld door de ondernemingswaarde inclusief contanten (EVIC). De uitkomst hiervan geeft weer hoeveel broeikasgassen een onderneming uitstoot voor elke euro aan financiering. Om tot de CO2-voetafdruk van de hele portefeuille te komen, wordt het gewogen gemiddelde van de CO2-voetafdrukken berekend van alle ondernemingen waarin wordt belegd. De ondernemingen waarin veel wordt belegd wegen dus zwaarder mee. Ondernemingen waarvan de data ontbreekt, krijgen effectief het portefeuille gemiddelde toegewezen.
- 8. Databronnen en -verwerking – Artikel 32
De Pensioenregeling gebruikt externe gegevens als input voor onze duurzame beleggingsprocessen. Bij de implementatie van de E/S kenmerken maken de relevante vermogensbeheerders gebruik van hun eigen databronnen.
Ten behoeve van de periodieke rapportage gaat de voorkeur uit naar gestandaardiseerde gegevens waar mogelijk, zoals gegevens van onafhankelijke onderzoeksbureau MSCI ESG. Onze dienstverlener voert voorafgaand onderzoek uit naar alle potentiële dataproviders om vast te stellen of de data (i) geschikt zijn voor het doel waarvoor de data zal worden gebruikt, (ii) overeenkomen met het beleggingsuniversum en (iii) van voldoende kwaliteit zijn.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gebruikte databronnen per MVB-instrument.
MVB-instrument | Onderwerp | Databron rapportage | Databron implementatie |
ESG-integratie | CO2-reductie (CO2/EVIC) | MSCI ESG/Factset | Vermogensbeheerder |
ESG-rating | MSCI ESG | Vermogensbeheerder |
Kwaliteit en verwerking van de gegevens ten behoeve van de rapportage
Onze dienstverlener onderzoekt de gegevenskwaliteit van elke dataprovider tijdens de due diligence beoordelingen in het selectieproces van de dataprovider. Dit omvat activiteiten zoals het beoordelen van het datamodel, statistische controles en beoordelen van de dekking van de gegevens op de benchmarks en portefeuilles. Via deze stappen streeft de Pensioenregeling naar een voldoende mate van vertrouwen in de gekozen gegevens en dataproviders.
Onze dienstverlener voert doorlopend steekproefsgewijze controles van gegevens uit. Bijzondere constateringen worden besproken met de relevante dataprovider. Dit kan leiden tot ad hoc aanpassingen van externe gegevens of tot structurele aanpassingen in het gebruik van gegevens. Het overschrijven van gegevens en/of het hanteren van alternatieve gegevens wordt onderbouwd gedocumenteerd. Periodiek vindt er een uitgebreidere evaluatie plaats van de geselecteerde dataproviders en geselecteerde gegevens. Deze evaluatie kan leiden tot het beëindigen van de samenwerking met een dataprovider dan wel tot de selectie van een andere dataprovider.
Waar mogelijk worden de gegevens geautomatiseerd in het administratiesysteem van de ESG-dienstverlener en ingelezen via een API (een datalink tussen de dataprovider en onze systemen) en via het administratiesysteem gebruikt voor bel rapportagedoeleinden.
De mate waarin gerapporteerde CO2-data beschikbaar is verschilt per beleggingscategorie en de reikwijdte van de CO2-data (in termen van scopes zoals gedefinieerd in het GHG Protocol). Voor aandelen ontwikkelde markten is het percentage ondernemingen dat zowel scope 1 en scope 2 CO2-data publiceren en waarbij deze data voldoet aan kwaliteitseisen vanuit het Carbon Disclosure Protocol relatief hoog. Indien de scope 3 data toegevoegd wordt dan is het percentage ondernemingen dat over alle 15 scope 3 subcategorieën rapporteert laag. Dit is het gevolg van een gebrek aan beschikbare scope 3 data. Zodra ondernemingen hun scope 3 emissies gaan rapporteren, komt deze data beschikbaar via de ESG-dataprovider. CO2-databeschikbaarheid en -kwaliteit is beduidend lager voor overige beleggingscategorieën en regio’s.
- 9. Methodologische en databeperkingen – Artikel 33
Er zitten enkele beperkingen aan de gehanteerde methodologie en gegevens. De belangrijkste beperkingen laten zich omschrijven als:
Beperkingen aan CO2-gegevens
Een effectieve CO2-voetafdrukmeting vereist een gedetailleerd begrip van de uitstoot van broeikasgassen van de beleggingen in portefeuille. We kwalificeren de datakwaliteit van CO2-gegevens als hoog voor de beleggingen in zowel ontwikkelde als opkomende markten, op basis van de Platform for Carbon Accounting Financials (PCAF)-scoretabel. Voor alle posities is het uitstaande bedrag in het bedrijf bekend. Ook zijn geverifieerde uitstootgegevens van eigen activiteiten (scope 1) en elektriciteitsverbruik (scope 2), met behulp van het raamwerk van het Greenhouse Gas (GHG)-protocol, voor het grootste deel van de portefeuille beschikbaar. Waar emissiegegevens niet direct beschikbaar zijn, worden deze gemodelleerd door de ESG-gegevensaanbieder met behulp van verschillende methoden.
Een andere beperking in het gebruik van de scope 1 en scope 2 CO2-gegevens is de vertraging waarmee de gerapporteerde CO2-gegevens beschikbaar komen bij beleggers. Een CO2-voetafdruk is daardoor per definitie ‘terugkijkend’.
De meeste bedrijven richten zich vooralsnog op het meten van de uitstoot van hun eigen activiteiten en elektriciteitsverbruik, met behulp van het scope 1- en scope 2-raamwerk van het GHG-protocol. Het beoordelen van broeikasgasemissies in de gehele waardeketen is complex. Het aantal ondernemingen dat werkelijk de broeikasgasemissies voor elk van de 15 categorieën van scope 3-emissies (zoals gekochte goederen en diensten, transport en distributie en gebruik van verkochte producten) inzichtelijk maakt is zeer beperkt. Meerdere onderzoeken tonen dat de huidig gehanteerde methodes voor het modelleren van scope 3 emissies nog tekortschieten. Wij hanteren daarom momenteel geen scope 3 data voor onze beleggingsbeslissingen.
Het uitbreiden van de reikwijdte van CO2-voetafdrukmetingen naar opkomende markten en minder liquide activaklassen leidt tot een lagere beschikbaarheid van geverifieerde emissies en minder nauwkeurig gemodelleerde emissies. Wat uiteindelijk leidt tot een lagere algehele datakwaliteit voor de gehele portefeuille. Daarom wordt dit vooralsnog niet toegepast.
Beperkingen aan ESG-ratings.
De belangrijkste beperking is dat ESG-ratings in aanleg subjectief zijn en deels bepaald worden door een kwalitatief waardeoordeel vanuit een dataprovider. Er zijn geen ESG-materialiteitsmatrices voorhanden waar markt breed een overeenstemming over is bereikt. Een ESG-rating is in belangrijke mate dus afhankelijk van het relatieve belang dat de dataprovider hecht aan verschillende attributen - de ene dataprovider hecht bijvoorbeeld meer belang aan broeikasgasemissies dan aan arbeidspraktijken dan een andere dataprovider - wat leidt tot subjectiviteit in de ESG-rating. Daarnaast leidt inconsistentie in de onderliggende onbewerkte gegevens vanuit de ondernemingen ertoe dat ondernemingen onderling niet op dezelfde voet vergeleken kunnen worden. Dit kan resulteren in verschillende beoordelingen voor gelijkwaardige ondernemingen in een sector.
Aanvullende tekortkomingen zijn een gebrek aan dekking van een specifieke sector of een type entiteit, met name in specifieke vastrentende waarden portefeuilles, onvoldoende gedetailleerdheid van gegevens en een gebrek aan transparantie over de methodologieën die zijn gebruikt voor specifieke elementen van de ESG-rating.
- 10. Due diligence – Artikel 34
Due diligence is er op gericht om de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren vast te stellen, te prioriteren en analyseren. Dit betreft de negatieve impact voor de samenleving en het milieu in zowel de beleggingsportefeuille als bij potentiële beleggingen. SPOA weegt verschillende ESG-criteria mee bij haar investeringsbeslissingen. Maar we wegen niet specifiek mee wat de ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen zijn op de duurzaamheidsfactoren zoals gedefinieerd in SFDR.
- 11. Engagementbeleid – Artikel 35
De pensioenregeling belegt een groot deel van het vermogen via beleggingsfondsen die beheerd worden door gespecialiseerde vermogensbeheerders. Omdat wij participant zijn in deze beleggingsfondsen en geen juridisch eigenaar van de aandelen die het beleggingsfonds aanhoudt, kunnen wij geen eigen stembeleid toepassen. Het stembeleid van de vermogensbeheerder is dan ook van toepassing op deze beleggingen. Ook voor het voeren van dialoog met ondernemingen valt onder het engagementsbeleid van deze vermogensbeheerders en wordt door hen verzorgd. In onderstaand overzicht is het engagementsbeleid van de door ons aangestelde aandelenfondsbeheerders gepresenteerd.
Vermogensbeheerder | Betrokkenheidbeleid | Stembeleid |
BlackRock | ||
Acadian | ESG Engagement: By the Numbers - Acadian Asset Management (acadian-asset.com) |
- Aangewezen referentiebenchmark – Artikel 36
Er is geen alomvattende referentiebenchmark op het niveau van de pensioenregeling om te bepalen of deze is afgestemd op de ecologische en/of sociale kenmerken die het promoot. Hiermee is deze rubriek niet van toepassing.